zaterdag 6 juni 2020

Deel 5 Fredje Vouwbeen




Daar ligt Fredje in het hoge gras. Kletsnat is hij. Hij trekt zijn schoenen en sokken uit, en hangt ze aan een tak.
Het is maar goed, dat de zon zo lekker schijnt, zodat alles snel drogen kan.
Fredje gaat languit in het gras liggen, doet zijn ogen dicht, en hij soest langzaam weg .
Na een poosje wordt hij wakker, gelukkig, hij is weer helemaal opgedroogd. Hij kamt zijn haren, en trekt snel zijn kousen en schoenen weer aan. Rugzak om en zo loopt hij weer verder, en verder…. en verder….., maar ineens kan hij niet meer verder.

Hij staat voor een hele grote sloot. Daar kan hij met zijn korte beentjes natuurlijk nooit overheen.
Wat nu??  Hij denkt na. Ja, ik weet het, zegt ie.
Hij pakt zijn rugzak, haalt er een stevig origamipapiertje uit, en… hij vouwt een mooi bootje.

Voorzichtig laat hij het bootje in het water zakken, hij springt erin, en daar peddelt hij met zijn vouwbeentje door het water.
Lekker rustig, oei wel zorgen dat ik niet in het riet kom te zitten, dan zit ik klem.
Behendig draait hij met het vouwbeen zijn bootje zo, dat hij in het midden van de sloot blijft.
Maar na een tijdje wordt hij erg slaperig, hij legt zijn vouwbeentje in de boot, legt zijn rugzak onder zijn hoofd, en even later is hij in een diepe slaap.
Het bootje dobbert rustig verder……..

Ineens wordt hij verschrikt wakker. Wat gebeurt er?
Het bootje zwaait wild heen en weer, en het vliegt vooruit.
Fredje probeert met zijn vouwbeen de boot weg te duwen van de stenen en dikke takken rondom hem heen.
Wat is er aan de hand? Waarom gaat zijn bootje ineens zo wild heen en weer?
Oh, oh nu ziet Fredje het: Hij is in een waterval terechtgekomen!  Als dat maar goed gaat.!!! In vliegende vaart racet het bootje ineens naar beneden.

Fredje knijpt zijn ogen stijf dicht, en hij houdt zich met beide handen heel stevig aan het bootje vast en zo glijdt hij over de waterval naar beneden.
Dan ineens is het weer rustig.
Fredje haalt opgelucht adem. Voorzichtig stuurt hij zijn bootje naar de kant, en hij stapt uit.
Zo is het wel genoeg geweest voor vandaag. Ik ga een plekje zoeken om te slapen.
Wordt vervolgd…….



 Vragenlijst
 

  1. Waarom kan Fredje niet meer verder lopen?

    1. hij is te moe
    2. hij is helemaal nat
    3. hij staat voor een grote sloot
    4. hij heeft zijn schoenen en sokken niet aan.

  1. Hoe kan Fredje toch verder?

A  Hij vouwt een bootje
B. hij zet zijn vouwbeen in de sloot en hij springt.
C. Hij loopt langs de sloot
D. hij zwemt naar de overkant.

  1. Waarom schrikt Fredje wakker?

    1. Hij hoort iets in het water.
    2. Het bootje is in een waterval terecht gekomen
    3. Het begint te regenen
    4. Het bootje kiept om.


  1. Waarom stuurt hij zijn bootje naar de kant?
A: hij is ver genoeg
B: hij wil weer lopen
C: de boot is stuk
D: Het is genoeg voor vandaag 














 

maandag 1 juni 2020

ANDERHALVE METER



 






Die 1,5 meter waar ze toch steeds over praten.
Hoeveel is dat?  Hoe kan ik weten, of ik ver genoeg van de juf/ meester en de buurvrouw af sta?
Heel eenvoudig.
Maak je eigen meetlint  en doe de opdrachten die hier onder staan.       
Veel plezier  


Op de site: https://www.heutinkvoorthuis.nl

kun je het patroon vinden van de slang - de olifant en de giraf.
Print ze uit, plak ze aan elkaar, en doe de opdrachten



 
De 1,5 meter slang/ olifant/giraffe                  
 1. Knip de kaartdelen uit langs de zwarte lijnen.       
     2.Plak de delen met dubbelzijdig tape aan elkaar (let op de juiste volgorde) tot je een (uitgevouwen) kaart van 1,5 meter hebt.                                                                                                   Vraag of papa en mama hiermee helpen. Kijk naar de foto's
 

 Plak de tape op, haal een klein stukje los, leg het volgende deel er goed op, en trek dan pas de rest van de beschermlaag los.   
Vouw elk kaartdeel dubbel over de aangegeven lijn en over de lijn bij de plakstrip; om een goed harmonica-effect te krijgen vouw je om en om naar binnen en naar buiten.  
 
Vraag of papa en mama (opa en oma) ook mee doen:
A: Leg de slang op de grond:  Ga er langs liggen.
     Wie is langer dan de slang?    Wie is korter?
B: Spreid je benen. Met wie kun je samen 1,5 meter maken?
C: Spreid je armen. Met wie kun je samen 1,5 meter maken?
D. Leg knuffels langs de slang. Hoeveel heb je er nodig?
E. Leg treinrails, boeken, jassen, schoenen langs de slang. Hoeveel heb je er nodig?
F: Maak grote stappen. Hoeveel moet je er maken tot het eind? En papa, mama?
G: Gebruik alleen je onderarmen, hoeveel keer?
H: Wat is langer: de slang of de tafel?
I: Wat is langer: de slang of de stoel?
J: Wat is langer: de slang of de deur?   Breedte van de deur/ hoogte van de deur.
K: Zoek iets in huis, dat even groot is als de slang.


 

Ga naar buiten: neem de slang en stoepkrijt mee.
L: Leg de slang op de tegels, en teken ‘m na. Leg de slang weg.
-       Hoeveel grote stappen kun je maken, tot het eind van de streep?          
En papa?  En Oma?  
M: Hoeveel bezems heb je nodig?
N: Hoeveel blokken?
O: Ga er met je fiets op staan, hoeveel fietsen heb je nodig?
P: Teken poppetjes in de getekende slang. Hoeveel passen er naast elkaar?
Q: Stap voetje voor voetje. Hoeveel stappen moet je maken?
Neem de slang mee.
R:  Meet de auto. Wat is langer? En leg de slang van je broer (zus) ernaast. Wat is nu langer? Meet beide auto’s. Meet ook de voorkant van de auto’s.
S: Meet de 3 vuilnisemmers?  Wat is langer?
T: Zet 2 tuinstoelen naast elkaar, en meet met de slang.
U: Ga aan het begin van de slang staan, en mama aan het eind. Ren nu langs de  slang naar de andere kant. Wie is er het eerst?
V: Hoeveel slangen heb je nodig voor het meten van het grasveld?                            
W: En het raam buiten?
X: En het groenten tuintje?
Y: Bedenk zelf wat je ook nog kunt meten.
 



 






 Z:  Neem de slang mee naar school en meet samen met de juf en de kinderen, de tafels, stoelen, zandbak, klimrek, stoeptegels enz.