Die 1,5 meter
waar ze toch steeds over praten.
Hoeveel
is dat? Hoe kan ik weten, of ik ver
genoeg van de juf/ meester en de buurvrouw af sta?
Heel
eenvoudig.
Maak
je eigen meetlint en doe de opdrachten
die hier onder staan.
Veel plezier
Veel plezier
Op de site: https://www.heutinkvoorthuis.nl
kun je het patroon vinden van de slang - de olifant en de giraf.
Print ze uit, plak ze aan elkaar, en doe de opdrachten
De 1,5 meter slang/
olifant/giraffe
1. Knip de kaartdelen
uit langs de zwarte lijnen.
2.Plak de delen met
dubbelzijdig tape aan elkaar (let op de juiste volgorde) tot je een
(uitgevouwen) kaart van 1,5
meter hebt. Vraag of papa en mama hiermee helpen. Kijk naar de foto's
Plak de tape op, haal een klein stukje
los, leg het volgende deel er goed op, en trek dan pas de rest van de
beschermlaag los.
Vouw elk kaartdeel dubbel over de
aangegeven lijn en over de lijn bij de plakstrip; om een goed harmonica-effect
te krijgen vouw je om en om naar binnen en naar buiten.
Vraag of
papa en mama (opa en oma) ook mee doen:
A: Leg de slang op
de grond: Ga er langs liggen.
Wie is langer dan de slang? Wie is korter?
B: Spreid je benen.
Met wie kun je samen 1,5
meter maken?
C: Spreid je armen.
Met wie kun je samen 1,5
meter maken?
D. Leg knuffels
langs de slang. Hoeveel heb je er nodig?
E. Leg treinrails,
boeken, jassen, schoenen langs de slang. Hoeveel heb je er nodig?
F: Maak grote
stappen. Hoeveel moet je er maken tot het eind? En papa, mama?
G: Gebruik alleen
je onderarmen, hoeveel keer?
H: Wat is langer:
de slang of de tafel?
I: Wat is langer:
de slang of de stoel?
J: Wat is langer:
de slang of de deur? Breedte van de
deur/ hoogte van de deur.
K: Zoek iets in
huis, dat even groot is als de slang.
Ga naar buiten: neem de slang
en stoepkrijt mee.
L: Leg de slang op
de tegels, en teken ‘m na. Leg de slang weg.
- Hoeveel grote stappen kun je maken, tot het
eind van de streep?
En papa? En Oma?
M: Hoeveel bezems heb je nodig?
N: Hoeveel blokken?
O: Ga er met je fiets op staan, hoeveel fietsen heb je nodig?
P: Teken poppetjes in de getekende slang. Hoeveel passen er naast
elkaar?
Q: Stap voetje voor voetje. Hoeveel stappen moet je maken?
Neem de slang mee.
R: Meet de auto. Wat is langer? En
leg de slang van je broer (zus) ernaast. Wat is nu langer? Meet beide auto’s.
Meet ook de voorkant van de auto’s.
S: Meet de 3 vuilnisemmers? Wat
is langer?
T: Zet 2 tuinstoelen naast elkaar, en meet met de slang.
U: Ga aan het begin van de slang staan, en mama aan het eind. Ren nu
langs de slang naar de andere kant. Wie
is er het eerst?
V: Hoeveel slangen heb je nodig voor het meten van het grasveld?
W: En het raam buiten?
X: En het groenten tuintje?
Y: Bedenk zelf wat je ook nog kunt meten.
Z: Neem de slang mee naar school en meet samen met de juf en de kinderen, de tafels, stoelen, zandbak, klimrek, stoeptegels enz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten