Al snel valt Fredje in slaap. Hij droomt van
de varkens, de knikkerende kinderen en de waterval.
De
volgende morgen rekt hij zich eerst eens flink uit.
Hij
kijkt naar zijn bootje, nee die kan hij niet meer gebruiken, er is een lek
ingeslagen.
Jammer,
maar misschien ook wel goed.
Want
hij heeft nog wel de schrik in zijn benen, van zijn avontuur op het water.
Hij
zit dicht aan de waterkant, het water is nu weer heel rustig. Het kabbelt
lekker aan zijn voetjes.
Fredje
doet zijn sokken en schoenen uit, en plenst met zijn voetjes in het water.
Lekker,
de spetters vliegen om zijn oren.
Fredje
lacht, en hij plenst nog harder.
Opeens
springt er met een grote sprong iets groens uit het water. En het roept
tegelijkertijd: kwaak kwaak.
Hee kikker roept Fredje.
Maar
de kikker zegt niets terug tegen Fredje.
Hij
springt steeds op en neer. En hij blijft maar kwaken.
Jammer
genoeg kan Fredje ‘m niet verstaan.
Dan
ineens plons!!! en weg is de kikker.
Fredje
trekt zijn sokken en schoenen weer aan, pakt zijn spulletjes bij elkaar, en
gaat weer op weg.
Vrolijk
zijn deuntje fluitend.
.Opeens
wordt het wat donker om hem heen.
Gaat
het regenen? Of onweren?
Nee
hij loopt door het bos.
Vogels
en eekhoorns springen van boom tot boom.
Overal
liggen bladeren en takken.
Maar
wat is dat?
Het
is net of hij gezang hoort. In het bos?
Gauw
verschuilt hij zich achter een boom. He wat grappig.
Een
heleboel rondspringende mannetjes.
En
ze zijn net zo groot als hij .
Ze
hebben allemaal een lange baard en een mooie puntmuts. Voorzichtig loopt Fredje
naar ze toe.
Verbaasd
blijven ze staan. Wordt vervolgd….
1. Waarom kan Fredje het
bootje niet meer gebruiken?
A. Hij vindt ‘m niet
mooi meer
B. De boot is helemaal
nat
C. Er is een lek
ingeslagen
D. Hij wil niet meer op
het water
2. Waarom doet Fredje
zijn schoenen en sokken uit?
A Hij
plenst met zijn voeten in het water
B. de schoenen en sokken zijn nat.
C. hij wil lopen door het water
D. hij wil gaan slapen
3. Waarom zegt de kikker
niks terug?
A. De kikker hoort
Fredje niet.
B. Een kikker kan alleen
maar kwaken.
C. De kikker is bang
voor Fredje
D. De kikker kwaakt zo
hard, dat hij Fredje niet hoort.
4. Waarom wordt het zo donker?
A: Het wordt avond
B: het gaat heel hard regenen
C: hij loopt door hoge struiken
D: Hij loopt door het bos
Geen opmerkingen:
Een reactie posten