vrijdag 7 november 2025

Het verdrietige pietje

 

 


Het is een drukte van belang in het grote huis van Sinterklaas.

Pieten rennen af en aan. Ze moeten nog van alles doen, voordat ze met de boot naar Nederland kunnen: cadeautjes moeten in grote dozen, pepernoten worden gebakken, en gaan in grote zakken. En er moeten nog heel wat chocoladeletters gemaakt worden.

Sint zit in zijn kamer. Hij moet het grote boek bijwerken.

Dat is ieder jaar weer een hele klus. Hij wil dan ook niet gestoord worden, want hij kan natuurlijk geen kinderen vergeten.

De pieten moeten dus zelf zorgen, dat alle spullen naar de boot gebracht worden. Ze sjouwen af en aan.

 

Als de hoofdpiet weer een grote zak uit de hoek haalt, ziet hij tot zijn schrik iemand in het hoekje zitten, helemaal klein opgevouwen, zijn hoofd op zijn armen, en als Piet goed luistert, dan hoort hij gesnik.

Wat is dat nou? 

Wat is hier aan de hand?

Wat doe jij hier Pico?  vraagt Piet.

Waarom zit je hier in een hoekje te huilen, en help je niet mee?

Nou eh,  ik ben heel verdrietig zegt Pico, want ik mag niet mee naar Nederland van Sint.

Niet mee?  Waarom is dat nou zegt Hoofdpiet:

Je bent de snelste van alle pietjes, die dit jaar voor het eerst mee mogen.

Je hebt het hardst gewerkt, je bakt de lekkerste pepernoten, en je rent als een haas over het dak.

Sint zal zich vast vergist hebben.

Nee, zegt Pico, er mogen alleen nog maar witte pietjes mee, of pietjes die een klein beetje bruin zijn.

Sint zegt, dat ik te donker ben, en als ik meega is dat rakee   Oh zegt Hoofdpiet, bedoel je racisme.

Ja, ik heb in de zomer, toen het zo warm was, heel veel buiten in de zon gezeten, het was te warm om te springen en pepernoten te bakken.

En toen ben ik heel donkerbruin geworden.

Kijk, mijn handen, mijn buik, mijn voeten.

En weer rollen de tranen over zijn wangen.

Hij had zich zo verheugd op zijn 1ste reis naar Nederland.

Hij had van de andere pieten al zoveel leuke verhalen gehoord, en nu…..

 

Tjaa zegt Hoofdpiet. Wat nu?  Sint mogen we nu niet storen, die is erg druk met alles in zijn boek schrijven, en hij mag geen fouten maken.

Kom eens mee Pico.

Hoofdpiet beent met grote stappen door het pakhuis.

Pico staat snel op, en rent zo vlug als hij kan, achter hoofdpiet aan.

Piet laat een bad vol water lopen.

Spring er eens in Pico.

Hoofdpiet gaat Pico flink wassen en schrobben, maar wat ie ook doet, het helpt niets.

Dikke tranen vallen nu in het water.

Kom er maar weer uit, zegt Piet.

Pietje kleedt zich snel weer aan, en loopt langzaam terug naar het pakhuis, zijn hoofd helemaal gebogen.

Hij ziet niet dat Piet Gover er aankomt, die een emmer meel in zijn handen heeft, voor het bakken van grote broden voor onderweg op de boot.

Piet Gover ziet ook niets, hij heeft de emmer half voor zijn gezicht.

En dan ineens boem, daar liggen Pico en Gover allebei languit op de grond.

De emmer met meel is omgevallen boven op Pico.

Pico zit helemaal onder het meel.

Hij niest en proest, en op zijn wangen zitten allemaal witte strepen van Pico’s tranen.

De hoofdpiet begint keihard te lachen, en Pico moet nog harder huilen.

 

De hoofdpiet beurt Pico op, schudt wat meel van zijn lijf, en zegt: kom eens mee, kijk hier eens in de spiegel.

Pico kijkt, en begint dan heel hard te lachen.

Gover… Hoofdpiet… ik ben niet langer zwart meer, ik ben bruin met witte strepen.

 

Kan ik misschien toch mee naar Nederland??

Nou Pico, ik denk het niet, het meel klop je er zo van af, en dan ben je weer hartstikke donkerbruin.

Wat een teleurstelling.

Wacht, zegt Gover. Blijf hier even staan jongens, ben zo terug.

En weg schiet Gover.

Hoofdpiet en Pico kijken elkaar verbaasd aan.

Wat heeft die nou?
Even later komt Gover terug met een emmertje en een kwast.

Hier zit nog wat witte verf in, van het opknappen van de boot.

Hij duwt de kwast onder in de emmer, en veegt er dan mee over Pico’s gezicht.

Pico krijgt nu allemaal witte strepen.

Hij kijkt in de spiegel, en begint dan heel hard te lachen.

Ha, jullie zijn allemaal wit, en krijgen zwarte strepen van het roet van de schoorsteen.

En ik ben zwart, en heb nu allemaal witte strepen.

Ik zie er nu hetzelfde uit als jullie.

Hoera, nu kan ik wel mee toch.

Dat denk ik ook zegt Hoofdpiet, want wij doen niet aan discriminatie.

Wat disnatie nou weer is, weet Pico niet, zal ‘m ook een zorg zijn.

Hij kan mee naar Nederland.  Van plezier maakt hij 3 koprollen achter elkaar, en rent gauw achter de hoofdpiet aan, om mee te helpen alles op tijd op de boot te krijgen.

 


En als je nu een donker Pietje ziet, met allemaal witte strepen, dan weten wij wie het is.  Pico!! .   Niet verder vertellen he.

 

 Vragenlijst.

1.    Waarom wil Sint niet gestoord worden?

 

A  hij moet het grote boek bijwerken.

B  hij is aan het rusten.

C  hij is aan het eten.

D  hij slaapt nog.

 

 

2.    Wat doet de hoofdpiet?

 

A   pepernoten bakken

B   zakken naar de boot brengen

C   ozosnel naar Sinterklaas brengen

D  chocoladeletters inpakken.

 

 

 

3.      Waarom is Pico zo verdrietig?

 

A   hij heeft buikpijn, omdat hij te veel pepernoten heeft gegeten

B   hij wil niet mee naar Nederland

C  hij mag niet mee van Sint.

D  hij wil liever spelen, dan helpen sjouwen.

 

 

4.    Waarom moet Pico proesten en niezen?

 

A.    Hij is verkouden.

B.   Hij heeft bloemen in zijn hand, die heel erg ruiken.

C.   Hij verslikt zich in een pepernoot.

D.   Hij zit helemaal onder het meel.

 

 

5.     Waarom kan Pico toch mee naar Nederland?

 

A.    Hoofdpiet heeft witte verfstrepen op zijn gezicht gemaakt.

B.    Sint komt Pietjes te kort.

C.    er kunnen wat pietjes niet mee, omdat ze ziek zijn.

D.    Hij kan het hardste rennen van alle pietjes.

 

 

 

 

maandag 27 oktober 2025

ONRUST IN KABOUTERLAND

  kijk en like:  https://www.facebook.com/creabetz

 

 




Fredje en de kabouters hebben vakantie.
Alle voorraad voor de winter is binnen, er mag nu uitgerust worden.
Ze zitten allemaal gezellig in het huis van Fredje.
Ze lezen een boek, maken een mooie puzzel, en spelen allerlei bordspelletjes.
En ze genieten van eikeltjeskoffie met een kastanje taartpunt.
Het is heerlijk rustig in het bos, de vogels slapen, en de dieren liggen in hun nest.
Dan ineens…. Bam.   Een doffe klap op het dak.
Wat is dat?  Onweer?
Ze wachten op de lichtflits, maar die komt niet.
Wel horen ze nu bomber de bomber de bom.
De kabouters kijken elkaar verschrikt aan.
Fredje trekt het gordijn een stukje open, maar hij ziet niets.
Als ze heel goed luisteren horen ze:  tik..  tik.. tik…
Niemand durft iets te zeggen. Ademloos kijken ze naar de deur.
Weer horen ze: tik.. tik…. tik.
Fredje kijkt de kabouters aan, en na een diepe zucht zegt hij: “Ik kijk wel even door het spionnetje van de deur”.
Langzaam loopt hij naar de deur, en kijkt… en hij kijkt nog eens….   Hij ziet helemaal niets.
Het is stikdonker.
Nu hoort hij het heel duidelijk: tik..  tik.. tik…
“Wie is daar”, roept hij met luide stem.
“Ik ben Fie.” een heel zacht stemmetje.
Hij draait zich om, en kijkt de kabouters aan.
 “Wat moeten we,  opendoen?”
“Vraag eerst maar even wat ze wil, zeggen de kabouters, die allemaal heel dicht bij elkaar zijn gekropen.
“Wat is er aan de hand Fie?”
“Ik kan niet meer vliegen”.  “Vliegen?”
“Ja mijn bezem is geknakt”.
“Een bezem??   Daar veeg je toch de stoep mee?”
“Nee, met de mijne kan ik vliegen, zegt Fie”.
Nu begrijpen ze er helemaal niks meer van.
Heel voorzichtig maakt Fredje de deur een stukje open.
Hij ziet iemand staan met een hoge hoed.  Maar het is geen kabouterhoed.
Een zwarte hoed, en een zwarte cape.

“Je hebt wel een hoge hoed, maar toch ben je geen kabouter, wie ben je?”
“Ik ben Fie, en ik ben een heksje.
En dit is een speciale toverbezem !!
We vliegen ermee over het bos, maar mijn bezem vloog in de boom, en toen viel ik naar beneden, precies op jullie huisje.
En nu is mijn bezem stuk, zegt ze snikkend”.
Kom eerst maar even binnen, zegt Fredje.
De kabouters maken gauw plaats voor Fie.
Ze krijgt warme eikeltjeskoffie, en een lekker stukje taart.
“Hier krijg ik het lekker warm van. Dank je wel,” zegt ze.
Iedereen wil de hoge hoed, en de mooie cape van Fie zien.
Maar als ze de kapotte bezem zien, begrijpen ze waarom Fie zo verdrietig is.
Hier kan ze niet meer mee vliegen.
Wat nu?
“Fredje, weet jij niets?”
Fred  bladert in zijn vouwboek.
Hij zoekt bezem…..heks…hoed.
En ja hoor.
Snel gaat hij aan het vouwen. Wat is Fie blij!!
Maar …… als ze met de bezem wil gaan vliegen, komt ze maar niet van de grond.
“Het lukt niet”, zegt ze verdrietig.
Fie houdt zich stevig vast aan de bezem.
Fredje en de kabouters houden haar omhoog, en dan geven ze een heel harde duw.
“Au au…” roept Fie, als ze hard op de grond valt.
“Het gaat niet. De bezem is niet goed”. Dikke tranen rollen over haar wangen.
Hoe moet dat nu ????…..
Dan snikt ze, “ik moet de toverspreuk nog doen, maar dan moet ik eerst…”  ze denkt diep na.
“Ik weet het… een grote pan heksensoep maken”.
Slimpy zoekt de grootste pan, die ze hebben.
Fredje doet er water in, en zet het op het vuur.
Fie gaat  het bos in, om allerlei kruiden te zoeken, en de kabouters doen er wat eikels, kastanjes, en bladeren bij.
Met een grote lepel roert Fie in de pan.
“Het moet goed doorkoken”.
Ze proeft even, precies goed.
De kabouters, Fredje en Fie eten allemaal een grote kom heksensoep  mmmmmm.
Wat is dat lekker!!
Dan pakt ze de bezem en zegt : “simpe sampe hopsasa, ruik de soep en vliegen maar”.
De bezem beweegt.   Zou het lukken?.
Vlug klimt Fie er op, ze gaat hoger en hoger, en ja hoor , boven het huis, de schoorsteen, en hoger dan de bomen.
Maar dan ineens, vliegt ze terug naar beneden, recht voor de voeten van Fredje.
“Wie wil er ook een stukje vliegen?”
Dat willen ze allemaal wel.
Ze maken allemaal een cirkeltje boven het huisje van Fredje.
Veel hoger durven ze toch niet.
“Heel erg bedankt allemaal, ik moet nu snel naar mijn vrienden”, zegt Fie
“Maar, volgend jaar kom ik jullie weer opzoeken, en dan breng ik al mijn vrienden mee, en dan maken we weer een hele grote pan heksensoep!”
Ze klimt op haar bezem, zwaait, zegt iets tegen de bezem, en ja hoor.
Daar gaat ze…. Hoger ..en hoger…..tot ze alleen nog maar een zwart puntje in de lucht zien.
Wow denkt Fredje, kon ik dat ook maar met mijn vouwbeen.
Volgend jaar toch maar eens aan Fie en haar vrienden vragen.
Wie weet??

 

ONRUST IN KABOUTERLAND     VRAGEN

 

 

  1. Wat horen Fredje en de kabouters steeds voor geluid?

A:  het onweert

B: Tik..tik… tik

C: oehoe oehoe

D: eikels en kastanjes die van de boom vallen.

 

 

  1. Waarom kan Fie niet meer vliegen?

A:   Haar cape is stuk

B:   Ze is haar hoed kwijt

C: Haar bezem is geknakt

D: Ze kan niet meer toveren

 

  1. Welke soep gaat Fie maken?

A: heksensoep

B: tomatensoep

C: erwtensoep

D: bruine bonensoep

 

  1. Waarom vliegt Fie weer terug naar de kabouters?

A: Ze wil bij de kabouters blijven

B: Ze wil nog meer heksensoep maken

C:  Ze wil Fredje meenemen

D: De kabouters mogen ook een stukje vliegen 

 

Heksje vouwen:


Nodig: origamipapier zwart (of zwart spikkel)
 7½ x 7½ cm (cape) en 5 x 5 cm (hoed)
Bont papier  7½ x 7½ cm (bezem)
BBQ stokje
Karton 21 x 21 cm en achtergrondpapier bladeren( of vellum ) 21 x 10,5 cm.

Werkwijze:

Vouw het karton dubbel.
Plak er het achtergrondpapier op.
Vouw het heksje, en plak het op de kaart.







Fie en de heksenpot met fredje en kabouter.












Werkwijze:
Vouw het A4 karton dubbel.
Spons de randen met oranje stempelinkt.
Kopieer het achtergrondpapier. (Kies zelf wat je het mooiste vindt)
Snijd het in de maat 20,5 x 14,3 cm en plak het op de kaart.
Vouw de heksenpot.
Plak het met stukje tape op de kaart.
Pons of knip groene rondjes groot en klein, en plak ze in en op de heksenpot.
Vouw Fie (het heksje) Knip een rietje in de lengte door, en plak het  in de heksenpot.
Print Fredje en de kabouter uit, knip ze uit, en plak ze op de kaart.
Knip eventueel nog wat eikels en kastanjes uit, en plak ze op.